De invoering van statiegeld
Op 27 november 2017 werd de Statiegeldalliantie opgericht: een samenwerking tussen verschillende milieuorganisaties met als doel om de overheid te doen inzien dat alleen statiegeld op kleine plastic flesjes en blikjes zal helpen om het zwerfafval te doen verminderen en de plastic soup te laten afnemen. Bijna zes jaar heeft het geduurd voordat er op 1 april 2023 in Nederland eindelijk ook statiegeld werd ingevoerd op blikjes. Voor kleine pastic flesjes ging het op 1 juli 2021 al van start. Het doel: een inzamelsysteem waarmee 90% van de plastic flessen en blikjes moet worden ingezameld. Dat doel is nu, anno 2024, nog ver uit zicht. Waarom dat zo is, dat is precies de kern waar deze weeffout over gaat.
En wat is dan die kern? Dat is de te sterke relatie tussen het bedrijfsleven en de overheid bij de totstandkoming van de statiegeldwetgeving. Sinds 2017 heeft het bedrijfsleven een grote invloed op de regering (ministeries en staatssecretarissen). Bij zowel de doelstellingen als de uiteindelijke wetgeving wilde de regering alleen doorgaan als het bedrijfsleven ermee instemde. Hiermee creëer je een afhankelijke positie van het bedrijfsleven en daardoor schreven ze uiteindelijk zelfs mee aan de daadwerkelijke wetsteksten.
Het bedrijfsleven heeft er in die zes jaar alles aan gedaan om het proces te vertragen, de wetgeving te veranderen en zelfs de wetgeving aan te vechten: en (helaas) met succes. Er is zelfs een term voor bedacht: meestribbelen: doen alsof je meewerkt, maar eigenlijk tegenstribbelen en inzetten op afstel.
Door het meestribbelen is het het bedrijfsleven gelukt om de innameplicht uit de wetgeving te laten halen en is het gelukt om statiegeld op blikjes nog enkele jaren vooruit te schuiven. Steeds weer kwamen ze meet nieuwe ‘grootse’ plannen om het aantal blikjes in het zwerfafval te doen verminderen, zonder statiegeld. Altijd was het eerst monitoren, eerst onderzoeken en als de vrijwillige opties zijn uitgewerkt dan pas kan er naar wetgeving gekeken worden.
Innameplicht: het kantelpunt
Het schrappen van de innameplicht uit de wetgeving was een kantelpunt in dit dossier. Supermarkten zaten namelijk niet te wachten op al te veel verplichtingen. Om de supermarkten meer te dwingen was een innameplicht goed geweest, maar die wisten de supermarkten er handig uit te lobbyen. Door het verwijderen van de innameplicht uit de wetgeving hebben supermarkten geen enkele wettelijke plicht / verantwoordelijkheid meer in het statiegeldsysteem. Alleen de drankproducenten waren nog verantwoordelijk voor het halen van de doelstellingen. Dit creëert een hele sterke onderhandelingspositie voor de supermarkten, waarmee zij bijv. zeer hoge vergoedingen (handling fees) kunnen bedingen voor hun medewerking aan het statiegeldsysteem.
En wat bracht het de regering? Een zwakkere wetgeving, die moeilijker handhaafbaar is en onduidelijker voor de consument.
En blikjes dan?
Vanuit het bedrijfsleven komt er opnieuw weerstand op statiegeld op blikjes. Vooral supermarkten lijken volledig overvallen door het besluit voor de blikjes en zetten alles op alles om dit te voorkomen. We said it before and will say it again: ze kregen hier volop de ruimte voor.
Het bedrijfsleven had bijna 2 jaar de tijd om het statiegeldsysteem voor blikjes op orde te brengen. Op 22 december 2021 (bijna 1 jaar na het besluit) komt het bedrijfsleven pas met een plan hoe de inzameling buiten de supermarkten opgezet zal worden: door middel van circulaire hubs. Deze hubs moeten de inzameling in de supermarkten vervangen, waardoor de verantwoordelijkheid hiervoor niet meer bij hen komt te liggen.
Mede omdat de regering de bezwaren van de milieuorganisaties niet serieus neemt en het bedrijfsleven te veel vrijheid krijgt wat betreft de ontwikkelingen van het plan, besluit de Fair Resource Foundation (FRF)om het plan van de circulaire hubs door te laten lichten door internationaal toetsingsbureau Eunomia. Zij onderzoeken de waarschijnlijkheid dat het bedrijfsleven met dit plan zich aan de wet kan houden. De conclusie is helder: met grote waarschijnlijk niet.
De FRF roept daarna het bedrijfsleven op af te zien van de plannen voor de circulaire hubs, door een rondetafelgesprek op te zetten en een technische briefing te organiseren in de Tweede Kamer. Op 9 maart 2022, één dag voor de technische briefing en het rondetafelgesprek, communiceren de supermarkten dat zij toch ook blikjes in hun winkels gaan inzamelen. Ze doen dit unilateraal, zonder overleg met politiek of de drankenproducenten.
Raad van State
Op 21 juni 2022 komt het bedrijfsleven met een persbericht naar buiten waarin ze aankondigen (ze vragen het niet eens aan de regering) dat statiegeld op blikjes per 1 april 2023 van start zal gaan. Dat dit een vertraging is van 3 maanden, daar wordt aan voorbij gegaan. Er wordt niet eens gesproken dat de wettelijke deadline op 31 december 2022 ligt. Elke dag later is het overtreden van de wet.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ziet ook in dat er niet aan de wetgeving wordt gehouden en stuurt preventieve dwangsombesluiten uit. Die voorzien dat wanneer het statiegeldsysteem niet in werking is per 31 december er dwangsommen voor het bedrijfsleven volgen die kunnen oplopen tot 28 miljoen euro. Deze hebben tot doel het bedrijfsleven te motiveren om zich alsnog aan de wettelijke deadline te houden, of op zijn minst het statiegeldsysteem zo snel mogelijk op te zetten. Maar het bedrijfsleven gaat in beroep bij de Raad van State.
Tot ieders verbazing sprak de Raad van State op 24 november 2022 uit dat ze het aannemelijk acht dat het bedrijfsleven door o.a. IT-problemen in tijdnood zijn gekomen – en de dwangsommen treden daarom niet in werking. Terwijl het bedrijfsleven er alles aan deed om mee te stribbelen was de regering door haar eigen zwakke statiegeldwetgeving niet in staat het bedrijfsleven te dwingen harder te lopen. De uitspraak van de Raad van State laat zien dat de regering er niet in slaagt het bedrijfsleven aan de wet te houden.
Wat duidelijk werd tijdens dit proces is dat de overheid altijd weer coulant was voor de vertragingstactieken van het bedrijfsleven. Het meestribbelen werd door de overheid gezien als meewerken vanuit het bedrijfsleven. Doordat het bedrijfsleven zoveel vrijheid kreeg om zelf de wetgeving uit te voeren door middel van de uitvoeringsorganisatie Verpact waren er nauwelijks sturingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld Tweede Kamerleden of milieuorganisaties.