Best Betaalbare Technologie…
… in plaats van best beschikbare bescherming
Chemische bedrijven in Nederland moeten een milieuvergunning hebben. Deze vergunning schrijft voor hoeveel en welke giftige stoffen een chemisch bedrijf via schoorstenen in de lucht mag uitstoten of in het water mag lozen. Doel – zo zou je zeggen – van een milieuvergunning is het beschermen van de omgeving en omwonenden voor teveel van deze giftige stoffen. En dus dat de hoeveelheid giftige stoffen die bedrijven mogen uitstoten zo wordt gemaximaliseerd.
Economie boven ecologie
Helaas, zo werkt dat niet helemaal. In het huidige systeem schrijft de overheid door middel van de milieuvergunning aan bedrijven voor dat de mate waarin die hun emissies moeten verminderen afhangt van wat voor hen economisch haalbaar is. Van wat ondernemers willen betalen voor zuiveringstechnieken bijvoorbeeld. Dit heet eufemistisch het toepassen van Best Beschikbare Technologie – BBT. Deze methode, die de Europese Commissie voorschrijft, komt er kort gezegd op neer dat bedrijven alleen maar hoeven te investeren in nieuwe zuiveringsmethoden of een schoner productieproces als het niet ten koste gaat van hun winst. Of het bedrijf omwonenden of de natuur rond de fabriek vergiftigd, doet er niet toe.
Omwonenden worden niet beschermd
Deze methode biedt volstrekt onvoldoende bescherming voor omwonenden. Daarom is het nodig dat in milieuwetgeving de uitstootnormen zo streng worden dat kinderen in een gifloze leefomgeving kunnen opgroeien. Niet betaalbaarheid voor bedrijven dient centraal te staan in vergunningverlening, maar veilige concentraties van giftige stoffen ín de leefomgeving zelf.
Brieven, brieven en nog meer brieven
Ook bij het staalbedrijf TATA-Steel staan niet de veilige normen voor gifstoffen in de lucht centraal, maar TATA-Steel bepaalt zelf in Brussel welke normen economisch haalbaar zijn. Ondanks de grote maatschappelijke druk loopt de overheid niet erg hard om TATA-Steel zo schoon mogelijk te krijgen. Ambtenaren beroepen zich op systeemverantwoordelijkheid. Omwonenden weten dat systeemverantwoordelijkheid betekent dat ze van het kastje naar de muur worden gestuurd. En het gebeurt meestal met brieven.
Als het RIVM in april 2021 constateert dat de fijnstofconcentraties in de IJmond vaker matig of onvoldoende zijn, dus te hoog zijn, stuurt de provincie een brief naar het ministerie van IenW. De gedeputeerde doet al maximaal zijn best om de vergunningen van TATA strenger te krijgen, maar hij is met handen en voeten gebonden aan de bestaande wet. Hij zou wel willen, maar hij kan niet strenger optreden. Of de staatssecretaris – want die gaat er op het ministerie over – de wet wil aanpassen en scherpere regels wil opstellen.
De staatssecretaris op haar beurt schrijft meteen een brief terug en tikt de gedeputeerde flink op de vingers. Want is het niet al duidelijk gemaakt dat de provincie veel meer zou kunnen doen? Natuurlijk pleit de staatssecretaris in Brussel voor strengere wetgeving, maar dat gaat veel tijd kosten en daar hoeft de provincie niet op te wachten. Hup, aan de slag.
Als het RIVM in 2021 in een volgend verontrustend onderzoek over de gezondheid in de IJmond laat zien dat er teveel giftige stoffen (PAK’s en (zware) metalen) in het stof zit dat neerdaalt in de IJmondregio stuurt de provincie wederom een brief naar het Rijk met eenzelfde strekking. De gedeputeerde zou wel strengen willen zijn voor TATA, maar mag dat niet van de huidige milieuwetgeving. De staatssecretaris stuurt de vraag door naar Brussel, ze gaat er niet over vindt ze zelf. In wederom een brief naar Brussel pleit ze voor aanscherping van de industriële normen voor de emissies naar lucht en water.
Teveel focus op het proces
Je bent inwoner van Wijk aan Zee en woont niet onder, maar letterlijk in de giftige rook en grafietregen van TATA. Van de overheid verwacht je dat die je zo goed mogelijk beschermt tegen vervuiling en vergiftiging. Maar dat is niet hoe de Provincie Noord-Holland en de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied in de wedstrijd zaten. Die focussen zich vooral op het procesmatig juist uitvoeren van de vergunningverlening. Dus op de vraag van omwonenden aan de overheid of hun gezondheid goed genoeg is beschermd geeft de provincie als antwoord dat TATA voldoet aan de verleende vergunningen en dat die vergunning volgens de geldende wet en regelgeving is verleend. Met andere woorden: de provincie let er in overvloede op de juiste procedures te volgen, maar vergeet te checken of de vergunningen de omwonenden van TATA überhaupt voldoende beschermen.
Kortom: met BBT alleen bescherm je burgers onvoldoende tegen giftige stoffen uit fabrieken. Dus wat kunnen provincie en omgevingsdienst er aan doen dat de Wijk aan Zeeërs maanden eerder dood gaan? Die zijn gebonden om zich aan deze Europese voorschriften te houden. Tenminste als we de gedeputeerde en de directeur van de Omgevingsdienst moeten geloven.
Wat is nodig?
- In milieuwetgeving zou de basiskwaliteit van de leefomgeving centraal moeten komen te staan. Milieuvergunningen vertrekken vanuit het uitgangspunt dat alle Nederlanders moeten kunnen leven in een gezonde leefomgeving. Dat betekent dat het toetsen van concentraties van (schadelijke) stoffen op leefniveau meer aandacht krijgt dan nu het geval is. En de normen voor de uitstoot van giftige stoffen ook worden gebaseerd op wat nodig is voor een gezonde leefomgeving. En dus niet alleen maar op de zuiveringstechnieken die economisch rendabel zijn voor bedrijven (BBT).
- Burgers verwachten van hun provincie of gemeente dat die hun voldoende beschermt tegen schadelijke emissies en hun gezondheid. Dat vraagt om focus op de inhoud van die vergunningen: zijn de normen streng genoeg om de omgeving voldoende te beschermen? Gebruiken bedrijven wel echt de beste en nieuwste technieken om hun afvalwater of uitgestoten gassen te zuiveren? Dat vraagt bij overheidsdiensten meer personeel, meer inhoudelijke expertise en meer prioriteit als het gaat om het verlenen van milieuvergunningen voor industriële emissies.
- Daarnaast moeten omgevingsdiensten investeren in meer personeel en meer deskundigheid. De milieuwetgeving dient zo aangepast te worden dat de bescherming van de omgeving het hoofddoel wordt van vergunningverlening en omgevingsdiensten ook meer bevoegdheden krijgen om dat te realiseren. Bovendien moeten omgevingsdiensten op grotere afstand van de politiek komen te staan en een burgerforum inrichten om samen met inwoners van hun regio bijvoorbeeld prioriteiten te bepalen.